Page 64 - ifu
P. 64
Vanwege de kleine omvang kan verstikking en aspiratie van een Na de ingreep
implantaat Ø [mm] lengte [mm] kleur
onderdeel van het Meoplant implantaatsysteem optreden. Aspira-
MeoTulip® 3.5 8 / 10 / 12.5 geel tie kan leiden tot kortademigheid en in het ergste geval tot Om een optimaal behandelresultaat op de lange termijn te garan-
MeoTulip® 3.8 8 / 10 / 12.5 rood verstikking. Om deze reden moeten de producten bij intraoraal ge- deren, moeten regelmatig uitgebreide vervolgafspraken met de
MeoTulip® 4.2 8 / 10 / 12.5 groente bruik worden beveiligd tegen inslikken en aspiratie met een draad patiënt worden gepland en moet de patiënt worden geïnformeerd
of flosdraad. over optimale mondhygiëne.
MeoTulip® 4.8 6 / 8 / 10 / 12.5 blauw
MeoTulip® 6.0 6 / 8 / 10 zwart Het is essentieel om de boorvolgorde te volgen bij het voorberei- CHIRURGISCHE INGREEP
den van het implantaatbed. De aanbevolen aanhaalmomenten
worden beschreven in Tabel 3. Tijdens alle stappen moet ervoor worden gezorgd dat de steriliteit
van het product en de steriele of gesteriliseerde productcompo-
Tabel 3: Aanbevolen aanhaalmomenten van de bovenbouw / nenten niet in het gedrang komen.
secundaire onderdelen
Elke implantatie is een chirurgische ingreep die opleiding, plan-
systeem deel Koppel [Ncm] ning, steriele voorzorgsmaatregelen en voorzichtige behandeling
(bovenbouw / aansluitende onderdelen) van de zachte en harde weefsels vereist. Denk hierbij aan boren
Meoplant® recht & haaks / haaks met voldoende koeling en met
Meoplant® eendelig massief / bol / staafsysteem
30 niet meer dan 400 tpm,
MeoLock® eendelig & tweedelig
Perform / Cerec zelfklevende basis met intermitterende beweging en lage druk. Meervoudig gebruik
*
van boren moet worden vermeden, omdat er een risico bestaat op
MeoMulti® recht & haaks / haaks
oververhitting van het bot als boren te bot zijn en genezing
Afbeelding 7: Aanbevolen implantaatdiameters zelfklevende basis 27 (osseointegratie) in het bot niet kan optreden als gevolg van hit-
in relatie tot de stand van de tanden MeoLock® dop tenecrose. Na het prepareren van de botholte wordt het MeoClas-
MeoMulti® structuur (titanium) sic (1) / MeoTulip (1.1) implantaat ingebracht met het inbren-
Voor de ingreep ginstrument (56 | 57) en het MeoMini® implantaat (47) met het
MeoMulti® veiligheidsdop
Voorafgaand aan de chirurgische implantatie moet een zorgvul- MeoMini® eendelig & tweedelig / kogelkop 25 inbrenginstrument (63) met 10-15 rpm. Het inbrengmoment bij
dige anamnese van de patiënt en, indien nodig, een anamnese van het inbrengen van het implantaat mag niet hoger zijn dan 50 Ncm
derden worden afgenomen door de huisarts om te verduidelijken PEEK & PEKK (hoogwaardige thermoplasten) 15 en mag in geen geval hoger zijn om druknecrose en thermische
of Afdrukposten / POM abutments 5-10 schade te voorkomen. Zorg er ook voor dat het indraaimoment
niet lager wordt dan 15 Ncm. Over het algemeen moeten de in-
Schroef plug / afdekschroef
oo) een moeilijkere implantatie vanwege de anatomische 2-4 brenghulpmiddelen bij gebruik altijd exact passen op de binnenge-
situatie, Tandvleesvormers / helende kapjes ometrie van het implantaat om beschadiging van de binnengeo-
pp) een ernstig chirurgisch probleem of algemeen risico, metrie van het implantaat te voorkomen. Het implantaatoppervlak
qq) verminderde wondgenezing en/of osseointegratie, of Na het inbrengen van het implantaat bepaalt de beoordeling van is speciaal geproduceerd als SLA-compatibel oppervlak en is zeer
rr) verslechtering van de juiste hygiëne en/of verzorging de botkwaliteit en primaire stabiliteit door de chirurg wanneer het actief. Elk aanraken van het implantaatoppervlak voorafgaand aan
van het implantaat, het abutment en de prothese kan implantaat kan worden belast. Onvoldoende kwantiteit en/of kwa- het inbrengen moet worden vermeden. Het MeoClassic®-im-
optreden. liteit van beschikbaar bot, infecties en systemische ziekten beho- plantaat (1) is zo geconstrueerd dat de rand van het implantaat na
Tijdens de procedure ren tot de mogelijke redenen voor een gebrek aan osseointegratie, het inbrengen gelijk ligt met de crestale botrand. Het MeoTulip-
zowel direct na de ingreep als na een initiële osseointegratie. implantaat (1.1) is zo ontworpen dat het gepolijste tulpvormige ge-
Alle instrumenten en apparatuur die tijdens de procedure worden bied na het inbrengen zichtbaar moet zijn boven het crestale bot-
gebruikt, moeten in goede staat verkeren en er moet voor worden Als het implantaat of een schroefkop tijdens het inbrengen breekt wiel.
gezorgd dat de instrumenten de implantaten of andere compo- door overmatige belasting van het materiaal, kunnen beide weer Bovendien moet de exacte prothetische positie van de volgende
nenten niet beschadigen. worden verwijderd met behulp van het reddingsgereedschap. Be- kroon overeenkomen met de positie van het implantaat in hori-
vestig hiervoor het reddingsgereedschap met de juiste maat en
verwijder het implantaat en de inschroefkop met een links- zontale en sagittale richting door nauwkeurige operatieplanning,
draaiende beweging. rekening houdend met de botbeschikbaarheid. Een implantatie
kan worden uitgevoerd met de vorming van een mucoperiosteale
Seite 64 von 89

